Ik ben vandaag bij rouw en levenscounselor Annemieke Hillen en ik stel haar de vraag die ik iedereen in deze podcastserie stel: ‘Heb jij er een idee over hoe het kan dat ik gelukkiger ben na het overlijden van mij kind?’
A: ‘Dankjewel, allereerst heel fijn dat je hier bent en dat je me gevonden hebt. Hoe het voor jou komt, dat kan ik natuurlijk niet beantwoorden want we zijn allemaal een individu met onze eigen beweging. Wat ik wel zie bij jou en wat ik zelf ook heb ervaren, is dat ik niet zozeer weet of het altijd gelukkiger is, maar dat het zo mooi is dat je het leven van jullie kind kunt eren doordat je gelukkig bent en dat is wat ik altijd heel bijzonder vindt.
Ik probeer ook altijd te zeggen: ‘in rouw is er niks goed of fout’. Als ik dit zeg betekent het niet dat ik het niet oké zou vinden als je heel verdrietig zou zijn, want het is jouw proces. Dat jij er gelukkiger van bent geworden, ná die tijd gelukkiger bent geworden, heeft alles te maken met een enorme innerlijke kracht die er is en het je niet willen laten kisten. Dit is misschien een gek woord hierin nu (haha) maar je niet willen laten kisten door het leven en dat je van het leven kunt houden mét het verdriet wat je hebt gekend en wat je waarschijnlijk nog steeds kent doordat Benja niet in je leven is. Maar het feit dat je je leven kunt leven en hem daarmee kunt eren, dat geeft een megakracht. Ik geloof er ook in dat Benja er gewoon nog is, alleen in een andere vorm. Ik weet niet hoe dat voor jou is, maar als je hem zo bij je kunt voelen dan hoef je hem ook niet… nou dan mis je hem anders laat ik het zo zeggen.’
M: ‘Jij zegt, ik geloof dat hij er nog is, heb jij dat altijd geloofd?’
A: ‘Ja!’
M: ‘Ja? Hoe kan dat?’
A: ‘Ehhh dat weet ik niet. Dat is altijd een aanwezig zijn, totdat ik het een keer tegen iemand zei en die zei: dat kan helemaal niet en ik het nog een keer tegen iemand zei en die zei hetzelfde en toen dacht nou, dan moet ik het maar niet meer zeggen. En op een gegeven moment heb ik het ook weggestopt omdat mensen het raar vonden.’
M: ‘Was je toen jong?’
A: ‘Ja dat was voor m’n twaalfde ofzo. Ik weet nog dat toen ik vijftien was overleden er een oom en tante echt binnen 24 u naar elkaar. Ik was de enig in die hele aula die het ‘top’ van dat er twee kisten stonden. Ik dacht alleen maar als je als al 60 jaar samen bent, is het toch ook geweldig dat je samen naar huis mag. Maar iedereen was diep verdrietig, voor mij klopte dat verdriet op dat moment helemaal niet. Nu snap ik natuurlijk dat dat een aards verdriet is van het gemis van ouders of van een zus of een broer. Maar ik had toen het gevoel dat het heel raar was, omdat ik alleen maar dacht wat fijn voor hun.’
M: ‘Je zegt ook dat ze naar huis toe gingen, voelde dat toen al zo, wist je dat toen al?’
A: ‘Het voelde wel zo maar achteraf heb ik het woord huis ervoor gevonden. Op dat moment voelde het wel heel veilig en vertrouwd dat die twee kisten daar stonden, dus dat het oke is. Ja, dus ja dat is wel altijd zo geweest.’
Lees en beluister ook de podcast met het interview met Bonnie Bessem.
M: ‘Heeft dit er ook mee te maken gehad in jouw keuze voor je beroep later?’
A: ‘Nee, ik heb eerst allerlei andere dingen gedaan. Ik ben secretaresse van hoofd juridische zaken geweest, in een hele zakelijke wereld. Toen ik rond de 45 was en de kinderen wat meer op eigen benen gingen staan, toen dacht ik, ik wil eigenlijk nog iets doen waar ik mensen mee kan helpen. Een vriendin van mij deed de opleiding bij het Land van Rouw en ik was alleen maar aan het volgen wat zij daar deed en ik dacht ja dat is het. Dat heb ik toen ook gedaan en toen ik daar klaar mee was merkte ik dat ik er behoefte aan had om meer van de dood te weten. Er is rouw in de breedste zin van het woord, verlies van je baan, of echtscheiding, of verlies van een ledemaat. In een heleboel dingen zit rouw maar de dood is voor mij wel gewoon een gegeven. Ik wilde zo graag mensen helpen om daar wat relaxter mee om te kunnen gaan. Dus toen ben ik ook nog stervensbegeleiding gaan doen en in de stervensbegeleiding begon de spiritualiteit een steeds belangrijkere rol in te nemen, daarom ben ik bij Het Levenscollege terecht gekomen. Daardoor is het nu voor mij zo normaal om te voelen: Ze zijn er gewoon altijd voor mij.’
M: Ja dat heb ik ook allemaal ervaren nadat Benja overleden was. Ik was daarvoor was ik ook altijd wel geïnteresseerd in spiritualiteit, ik weet nog dat ik als klein kind altijd dacht hoe kan het nou toch dat doodgaan, dat iedereen dat het érgste vindt dat er is want het is het meest normale wat bij het leven hoort, hoe kan het dan dat het tegelijkertijd zo vreselijk zou moeten zijn. Dat vond ik altijd al heel gek. Toen Benja overleden was, dacht ik dat ik heel verdrietig zou moeten zijn als ik aan hem dacht, maar ik voelde zoveel liefde als ik aan hem dacht. Ik werd juist heel blij als ik aan hem dacht. Ik heb in het begin vaak gedacht dat ik gek was, dat ik in shock was of misschien dingen onderdrukte ofzo… zie je dat ook wel als rouwtherapeut? Kun jij zien wanneer iemand iets zou onderdrukken, of wanneer het zeg maar ‘echt is’. Ik weet niet of je dit ‘echt’ noemt maar, snap je m’n vraag een beetje?’
A: ‘Ik snap je vraag heel goed en dat is denk ik inderdaad iets wat, doordat je het leven leeft, duidelijker wordt. Ik snap jouw gevoel ook heel goed, dat je denkt van: misschien zit ik wel iets te onderdrukken. Toen het net was gebeurd was en ik zou jou ontmoeten, zou ik niet gezegd kunnen hebben: ‘Ja je bent aan het onderdrukken’, zoiets zou ik voor mij gevoel nooit met 100 % kunnen zeggen. Wat ik wel zou kunnen zeggen op zo’n moment, denk ik, is van: ‘Goh maar van welke vorm van aan hem denken wordt je nu het gelukkigst? Want ik geloof in de liefde. En jij zegt ook, het moment dat ik aan hem denk, voel ik alleen maar liefde. Dat wéét je dus hoeveel je van je kind houdt. En ik geloof er daardoor niet in dat jij dat zou onderdrukken, ik denk dat, als jij de rest van de tijd heel somber zou zijn, maar dan daarvan zou zeggen, maar ik ben er wel echt helemaal oke mee. Dat is wel een ander gevoel denk ik. Maar ik heb je toen niet ontmoet dus ik, dat vind ik ook best wel spannend om te zeggen. Omdat ik daarmee ook zou denken, iemand die het wel zwaar onderdrukt, die loopt dadelijk misschien wel weg met Ohja zie je ik mankeer niks.’
M: ‘Zijn er bepaalde kenmerken of ik weet niet of je dat zo noemt, maar waaraan je kan zien dat je wel iets onderdrukt? Of is dat heel persoonlijk ook?’
A: ‘Ja, voor mij is dat totaal persoonlijk. We hadden het er natuurlijk al even over hoe de omgeving op je kan reageren. Ik vertelde je al dat onze kleindochter maar anderhalve dag heeft geleefd. Dat is in augustus gebeurd en toen het kerst werd, was ik verdrietig want het was het niet fijn dat het kerst werd zonder haar, het had haar eerste kerst moeten zijn. Terwijl ik er verder oké mee was. Toen zei iemand tegen mij: ‘Ja, maar jij rouwt ook niet goed.’ En toen dacht ja, zooo subjectief is het dus… Weetje je kan dat niet voor een ander invullen. Ik merkte toen ook dat ik eerste instantie werd geraakt door die opmerking en ik was verdrietig want ik dacht: oh heb ik dan niet genoeg van haar gehouden? Ik ben dus blijkbaar voor de buitenwereld niet zo verdrietig als ik zou moeten zijn. Toen ben ik heel veel gaan schrijven en heel veel afstemmen. Toen begreep ik: dit is goed, want dit is hoe ik het doe.’
M: Je zegt net dus dat iemand zei: ‘Je rouwt niet goed’. Mensen zeiden dat ook tegen mij: je moet wel rouwen. Maar ik weet nog steeds niet zo goed wat dat is, rouwen. Als mensen dat tegen mijn zeiden, dacht ik altijd dat ze bedoelde: Maartje je moet wél huilen, je moet wél verdrietig zijn, denk ik. Dat mensen dus rouw gelijk stellen aan verdriet en ongelukkig zijn misschien zelfs wel: het niet aan kunnen. Dat dát het algemene zicht op rouwen is terwijl dat natuurlijk helemaal niet zo hoeft te zijn?’
Beluister de rest van het gesprek in de podcast: Ik ben gelukkiger na het overlijden van mijn kind, hoe kan dat? Zie link boven in het bericht.